Nieuwsbericht

Toegankelijke openbare ruimte voor iedereen, hoe kan het beter? Terugblik webinar CROW

Profielfoto van Kennisplatform CROW
7 oktober 2022 | 6 minuten lezen

Als voetgangers van A naar B willen, komen ze onderweg allerlei objecten tegen. Dat moet anders om de openbare ruimte toegankelijk te houden. De vraag is hoe. Daarover ging het CROW-webinar op 6 oktober Toegankelijke openbare ruimte voor iedereen!  De obstakels waar voetgangers op stuiten zijn containers, ongelukkig geplaatste bankjes, lantaarnpalen en zelfs bomen. Daarnaast zijn er vaak tijdelijke obstakels zoals terrassen, borden die waarschuwen voor wegwerkzaamheden, een mobiel toilet, slordig geparkeerde fietsen of auto’s op de stoep. En kijk omhoog, naar reclames of (te) laag hangende zonneschermen. 
 

Hoe kan het beter? Dat is een kwestie van goed ontwerpen en goed uitvoeren en er vervolgens ook toezicht op houden, zegt Emile Oostenbrink van CROW. "Een looproute moet minimaal een meter breed en twee meter hoog zijn. Alles wat smaller en lager is levert gevaar op, je creëert onveiligheid doordat mensen op straat gaan lopen om obstakels te vermijden. Bovendien wordt een route vol obstakels minder comfortabel en aantrekkelijk, waardoor mensen minder gaan lopen. Dat is toch niet de bedoeling van de winkelier als hij een reclamebord op de stoep zet." Het is een probleem dat veel mensen raakt, vooral degenen met een geestelijke of lichamelijke beperking. Naar schatting gaat het daarbij om 1,5 tot 2 miljoen mensen in Nederland.
 

Jos Sprenkels
 van het Gehandicapten en Patiënten Platform Zeist – hij betitelt zichzelf als voetganger – vindt vooral duidelijkheid van belang. "Als je loopt, moet de route voorspelbaar zijn. Je moet niet twijfelen over wat je moet doen, dat is de doodsteek in het verkeer. Zorg dus voor duidelijkheid!" Het is niet overal kommer en kwel. Sprenkels noemt onder meer zijn eigen gemeente Zeist als goed voorbeeld. "De gemeente praat met de mensen die dit aangaat en trekt bijvoorbeeld zebra’s door over de fietspaden. Zeist en Utrecht proberen verkeersborden als het kan niet op de stoep maar in de berm of op de erfgrens te plaatsen. Andere gemeenten die het goed doen zijn Rotterdam en Terneuzen, ze experimenteren om looproutes beter toegankelijk te maken." Hij heeft een advies voor ontwerpers en ambtenaren: "Ga zelf op pad, kijk om je heen en schrijf vijf dingen op die je kunt aanpakken. Hou het beperkt, vijf is behapbaar!"
Oostenbrink in aanvulling daarop: "Breng als gemeente het probleem in kaart – een klachtenmeldpunt draagt daaraan bij – en zorg dat iemand de regie erover krijgt. Ontwerp niet langer vanuit de auto, maar vanuit de voetganger, en betrek je doelgroepen erbij. Bij de woningbouwopgave de komende jaren is het van groot belang om de toekomstige bewoners te betrekken bij wat uiteindelijk hun wijk wordt."
 

Martijn Beek
, in Veenendaal als wethouder onder meer verantwoordelijk voor maatschappelijke participatie en inclusie, vertelt over de gang van zaken in zijn gemeente. "We werken aan bewustwording over toegankelijkheid in de gemeentelijke organisatie; we spreken elkaar er binnen de gemeente op aan, zodat iedereen er rekening mee houdt, zowel in het fysieke als in het sociale domein. Veenendaal is nog geen koploper op dit terrein, maar we worden geholpen door voorlopers binnen de gemeente, zoals een oogcafé. En we gaan zelf de openbare ruimte in om te zien wat er aan de hand is, dat werkt het beste."

Praktijkervaringen

Christiaan Zandstra (gemeente Amsterdam en Vervoerregio Amsterdam) en Thea de Vries (Stedelijk Directeur Ruimte en Economie van de gemeente Amsterdam vertelden wat Amsterdam doet en moet doen om de toegankelijkheid te verbeteren; Christiaan zit in een rolstoel en ervaart dagelijks wat een gebrekkige toegankelijkheid in de praktijk betekent. 

Amsterdam is op dit terrein geen koploper en ook Nederland is dat niet. In vergelijking met veel andere landen doen we het hier heel slecht op het punt van toegankelijkheid, merkt Zandstra op zijn reizen door Europa. "We lopen echt achter, we moeten ons schamen. ProRail is een gunstige uitzondering, al zijn nog niet alle stations goed toegankelijk. Maar bijvoorbeeld hulp aan rolstoelers die met de trein willen reizen is in Groot-Brittannië veel beter geregeld dan hier: je hoeft niet van tevoren te bellen om je aan te melden, ze hebben het concept turn up and go. Je gaat gewoon naar het station en dan krijg je hulp. Relatief kleine dingen dragen al bij aan toegankelijkheid, zoals een luidsprekertje bij de ingang van de bus dat de bestemming noemt zodat slechtzienden of laaggeletterden weten dat ze in de goede bus stappen, of een voetgangerslicht waar je kunt voelen wanneer het voor voetgangers op groen springt." 

Serious game

Het is vooral een kwestie van bewustwording, denkt De Vries. "Inclusiviteit is een belangrijk onderwerp in Amsterdam maar je ziet het nog niet altijd terug in de stad. Bij het ontwerpen van de openbare ruimte moeten we altijd denken aan toegankelijkheid." Om dat te bereiken heeft de gemeente Amsterdam een serious game laten ontwikkelen met zes levels. Het begint met een quiz over het onderwerp, in volgende levels gaan gemeentemedewerkers met een blinddoek of in een rolstoel op ‘mobiliteitssafari’ en testen via streetview de toegankelijkheid van straten. Wie het hoogste level weet te bereiken mag naar de 'eindbaas' met een voorstel om een door hem of haar gesignaleerd toegankelijkheidsprobleem aan te pakken. Het spel is nog niet helemaal klaar, maar komt na voltooiing mogelijk ook voor andere geïnteresseerden beschikbaar. 

Verlichting onderschat

Als derde onderwerp kwam verlichting aan bod, een element dat vaak een beetje over het hoofd wordt gezien als het om toegankelijkheid gaat. "De lichtontwerper is helaas meestal niet betrokken bij het ontwerpen van de openbare ruimte. Verlichting komt er achteraf bij en de ontwerper weet vaak niet goed waarvoor hij precies iets ontwerpt", is de ervaring van Bart Melis-Dankers van Koninklijke Visio, expertisecentrum voor slechtzienden en blinden.
 
Het belang van goede verlichting op straat wordt onderschat. Ook is er vaak weinig kennis over. Zo wordt vaak gedacht dat ‘goed’ synoniem is van ‘veel’, maar dat klopt niet: te veel licht leidt tot verblinding. Melis-Dankers noemt een aantal aspecten die bijdragen aan een goed lichtontwerp. "Houd rekening met de aanpassingstijd die nodig is bij de overgang van licht naar donker en omgekeerd, zoals de in- of uitrit van een tunnel; het duurt een aantal seconden voor de ogen zich hebben aangepast. Grote helderheidsverschillen, tegelijk of kort na elkaar, zijn ook niet goed. Houd directe lichtbronnen uit beeld, zowel de zon als kunstlicht; zorg voor een egale verlichting en voorkom verblinding. Contrasten zijn goed, zolang ze maar functioneel zijn. In eerste instantie is helderheidscontrast nodig, daarna kleurcontrast voor details. Verlies bij dat laatste niet uit het oog dat een op de twaalf mannen een vorm van kleurenblindheid heeft waardoor ze rood zien als grijs; rood is een typische signaalkleur, maar het is dus beter om een andere kleur te gebruiken."
 

Richard Boerop
 van CLAFIS ingenieurs wijst erop dat we in Nederland helemaal niet zoveel licht gebruiken als we denken. "We zitten aan de Europese ondergrens voor verlichting in de openbare ruimte." Die verlichting is afgestemd op de lichtbehoefte van een 23-jarige, wat betekent dat we ouderen te kort doen. De lichtbehoefte neemt sterk toe naarmate mensen ouder worden; een zestigjarig heeft tien keer zoveel licht nodig als een kind van tien.
Ook Boerop waarschuwt dat dit niet betekent dat we overal ‘meer licht’ moeten hebben. Dat leidt vooral tot een hoger energiegebruik. Het gebruik van energiezuinige ledverlichting beperkt dat weliswaar, maar dergelijke armaturen kunnen makkelijk tot verblinding leiden. Eerder dit jaar is daar in Utrecht onderzoek naar gedaan.

De oplossing is dan ook niet ‘meer’, maar ‘beter’: een beter lichtontwerp, met veilige routes zonder obstakels, het gebruik van materialen met een hoge reflectiegraad, zoals lichte stoeptegels waardoor minder licht nodig is voor een goed resultaat, en gebruik contrast om gevaarlijke situaties zoals niveauverschillen zichtbaar te maken.

Harde deadlines


Directeur Luuk-Jan Boon van de Oogvereniging roept tot slot iedereen die bij het onderwerp betrokken is zijn of haar kennis te delen. "Vertel aan andere gemeenten wat je doet en leer van elkaars ervaringen, bijvoorbeeld via de VNG. Wij willen graag meedenken!" Ook had hij een waarschuwing in petto: "Toegankelijkheid is niet vrijblijvend, er komen op grond van het VN-verdrag Handicap dat sinds 2016 van kracht is harde deadlines aan waar Nederland aan moet voldoen. Toegankelijkheid moet een integraal onderdeel van alle beleid worden."