Nieuwsbericht

Waarom zijn mensen niet zo mobiel als ze hadden gewild?

Bereikbaarheid als onderdeel van brede welvaart is nog relatief nieuw en vaak theoretisch. Hoewel er steeds meer onderzoek komt naar hoe bereikbaarheid gemeten of berekend kan worden, blijft dat vaak abstract. Een simpel handboek of standaardaanpak bestaat niet – maatwerk en verdieping zijn nodig. CROW'er Marco van Burgsteden neemt je mee in denken vanuit brede welvaart

19 juni 2025 | 4 minuten lezen

Welke factoren zorgen ervoor dat mensen niet zo mobiel zijn als ze hadden gewild, en daardoor niet de dingen doen die ze hadden willen doen? Brede welvaart is lastig voor het mobiliteitsbeleid: mobiliteit is immers geen doel op zichzelf. Je moet mobiel kunnen zijn om dingen te kunnen doen die je belangrijk vindt. Maar toch is ‘mobiel kunnen zijn’ ook een waarde in zichzelf: hoe mooi is het als je opgroeiende kind zelf op de fiets naar school kan en mag, en zelf erop uit kan trekken om met vriendjes af te spreken. Dat geeft een enorme boost in zelfstandigheid en daarmee een gevoel van vrijheid. Hoe vanzelfsprekend zou het moeten zijn dat iemand in een rolstoel zonder hulp op weg kan om te gaan werken of boodschappen te doen, zonder afhankelijk te zijn van anderen?

Uitdaging voor beleidsmakers

Voor iedereen is de ervaring van mobiel kunnen zijn anders. En dat maakt het zo lastig voor beleidsmakers: hoe kom je er nu achter wat je moet doen om die mogelijkheden voor zoveel mogelijk mensen te vergroten? Kunnen we dat niet gewoon uitrekenen? Is daar niet een CROW-handboek voor? Nee dus.

Het denken over bereikbaarheid als onderdeel van brede welvaart is nog behoorlijk nieuw en vrij theoretisch. Gelukkig wordt al veel onderzoek gedaan en komen we steeds meer te weten over hoe je bereikbaarheid (en de verdeling daarvan) kunt ‘meten’ en zelfs hoe je kunt beredeneren of uitrekenen wat er met bereikbaarheid gebeurt als je een maatregel neemt. Maar dat blijft toch vaak een wat abstract en algemeen verhaal.

Denken in mogelijkheden: de capability approach

Vandaar dat we bij CROW het denkmodel hebben ontwikkeld dat is gebaseerd op de ‘capability approach’ van Amartya Sen. In dit model laten we zien hoe de mogelijkheden om mobiel te zijn en/of bestemmingen te bereiken de kern vormen van goed overheidsbeleid. Het gaat er niet om of iemand zijn boodschappen op de fiets gaat doen of het thuis laat bezorgen, het gaat erom dat iemand er zelf van overtuigd is dat hij of zij die keuze heeft om dat te doen ('capability' is mogelijkheid).

Vier bepalende factoren voor mobiliteit

Die set van mogelijkheden om mobiel te zijn, is voor iedereen anders en wordt bepaald door vier factoren: hulpbronnen, persoonlijke eigenschappen, sociale omgeving en fysieke omgeving.

  1. Het komt erop neer dat iemand zijn hulpbronnen (een auto, een fiets, een rijbewijs, een OV-chipkaart, et cetera) pas kan omzetten in de mogelijkheid om mobiel te zijn als alle conversiefactoren ook voldoende zijn ingevuld.
  2. Op het persoonlijke vlak kan het zijn dat iemand niet kan fietsen, of niet meer durft te rijden in een auto, of niet goed begrijpt hoe je een ov-reis moet plannen en boeken met een mobiele telefoon.
  3. Het sociale aspect bestaat uit wetten en regels, maar ook sociale normen en groepsgedrag. Ouders die het normaal vinden om hun kinderen met de auto naar school te brengen, ontmoedigen daarmee het zelfstandig leren fietsen.
  4. De omgevingsfactoren gaan enerzijds over de nabijheid van de voorzieningen en activiteiten waar je naartoe wilt, en anderzijds over de kwaliteit van de (openbare) ruimte waarin je je beweegt en hoeveel mogelijkheden die biedt om andere dingen te doen. Als je een goede fietsroute hebt naar je werk ben je misschien eerder geneigd om de fiets te pakken. En een goed onderhouden stoep maakt het voor mensen die bang zijn om te vallen toch minder bezwaarlijk om eens de deur uit te gaan.

Groepen met beperkte mobiliteitsmogelijkheden

Bovenstaande factoren gelden voor individuen. Maar in het kader van mobiliteitsbeleid kun je natuurlijk best generaliseren. We kunnen groepen onderscheiden op basis van gedeelde kenmerken. Daarbij zijn er groepen waarbij de set van mogelijkheden beperkt is, die een tekort aan bereikbaarheid ervaren. Dat tekort wordt veroorzaakt door barrières.

Deze barrières zitten altijd in één van de vier factoren uit de capability approach: spullen, persoonlijke eigenschappen, de sociale omgeving en de fysieke omgeving. Om die barrières in beeld te brengen, moeten we zelf de straat op en het gesprek aangaan met de mensen die deze barrières ervaren.

Deze vorm van kwalitatief onderzoek is relatief nieuw in ons vakgebied en toch is het superbelangrijk: het helpt namelijk om te begrijpen waaróm iets wel of niet gebeurt. Statistieken en modellen laten vooral zien wát er gebeurt.

De kracht van kwalitatief onderzoek

In de Community of Practice heeft de provincie Noord-Holland met hulp van Mobycon laten zien hoe zij kwalitatief onderzoek heeft verricht. En via RoyalHaskoningDHV ontvingen wij een onderzoek voor de provincie Noord-Brabant waarin een vergelijkbare aanpak is gevolgd: wat zijn nou de factoren die maken dat mensen niet zo mobiel zijn als ze hadden gewild, en daardoor niet de dingen doen die ze hadden willen doen? Dat gebeurt vaak aan de hand van verhalen: de onderzoeker probeert een ‘narratief’ op te bouwen uit de gesprekken met mensen.

Dit soort kwalitatief onderzoek is minstens zo waardevol als het statistische rekenwerk. Maar dan moet het wel goed gebeuren. Om daarvoor een soort basis te leggen, is CROW erg geïnteresseerd in kwalitatieve onderzoeken.

Deel jouw inzichten

Heb jij voor jouw gemeente, regio of provincie zo’n onderzoek gedaan naar vervoersarmoede, barrières voor bereikbaarheid of vergelijkbare thema’s? Laat het ons weten. Dan nemen we dat op in onze bibliotheek en kunnen we wellicht gaan werken aan handvatten om deze methodiek makkelijker uitvoerbaar te maken. Je kunt hierover contact opnemen met Marco van Burgsteden van CROW.

Meer informatie