Nieuwsbericht

Landelijk datanetwerk over toegankelijkheid van ov in de maak

19 juni 2025 | 4 minuten lezen

Het samenwerkingsverband van decentrale ov-autoriteiten (DOVA) en de databank Nationale Data Openbaar Vervoer (NDOV) werken aan een landelijk dekkend datanetwerk dat inzicht geeft in de toegankelijkheid van het regionale openbaar vervoer. Dit is uniek in Europa, volgens DOVA.

In het Bestuursakkoord Toegankelijkheid OV 2022-2032 is afgesproken om de toegankelijkheid van het ov voor mensen met een beperking te verbeteren. Om dat te kunnen doen is het van belang om te registreren wat de situatie is en welke effecten de genomen maatregelen hebben. DOVA, het samenwerkingsverband van decentrale ov-autoriteiten (provincies en vervoerregio’s) stelt de benodigde gegevens beschikbaar in een aantal databanken.

Centraal Haltebestand

De oudste datacollectie is het Centraal Haltebestand (CHB), dat sinds ongeveer tien jaar inzicht geeft in de staat van de bus- en tramhaltes en de treinstations van de regionale vervoerders. "Het CHB bevat gegevens als: waar ligt de halte, wat is de naam, wat voor voorzieningen zijn er, is het halteperron hoog of laag, zijn er geleidelijnen, enzovoort. Op basis van de CROW-richtlijn Toegankelijkheid bepalen we dan of een halte wel of niet toegankelijk is", vertelt Bart Dekkers, leider van het team van DOVA dat ov-data verzamelt, beheert en beschikbaar stelt in de databank NDOV (Nationale Data Openbaar Vervoer).

Applicatiebeheerder bij DOVA, Wouter Kooijman: “We kijken niet alleen naar de halte zelf, maar we geven ook aan of de aansluiting op de openbare ruimte goed is. Als er een speciale looproute naar de halte is gemaakt beoordelen we die ook, maar een ‘gewoon’ trottoir valt buiten de scope."

40.000 bus- en tramhaltes

DOVA ontwikkelt en onderhoudt de software die hiervoor nodig is en beheert de database. Het gaat om meer dan 40.000 ov-haltes, dagelijks zijn er wel mutaties. Het verzamelen van de benodigde informatie is een taak voor anderen. Dekkers: “Wij kijken niet zelf op straat. De vervoerder meldt bij ons welke haltes hij bedient. De wegbeheerder krijgt dan van ons bericht over eventuele nieuwe haltes en wordt geacht de kenmerken ervan op te stellen. Die gaan naar de ov-autoriteit. Als die de halte goedkeurt, nemen wij ’m op in ons bestand en kunnen de gegevens worden gebruikt voor de reisplanners."

DOVA kan wel hulp bieden als daar behoefte aan is. In kleine gemeenten is er soms maar één fte die alle verkeerstaken moet uitvoeren. Het schouwen van haltes heeft dan niet altijd de hoogste prioriteit. Kooijman: “Wij hebben actuele foto’s van de openbare ruimte in Nederland. Onze schouwdienst kan die gebruiken als we signalen krijgen dat de data niet meer kloppen. Die foto’s zijn zo nauwkeurig dat we de hoogte van de halte kunnen bepalen met een marge van 2 centimeter."

Toegankelijkheid stations

De gegevens over de toegankelijkheid van de kleine stations van regionale spoorvervoerders als Arriva en Qbuzz zijn ondergebracht in het CHB. De grotere stations zijn veel complexer en daar is het CHB niet op ingericht. Daarom is hiervoor een aparte database opgezet, met meer informatievelden. Dekkers: “Samen met ProRail stellen we open data beschikbaar waarmee we de stations in kaart brengen. Denk aan niveauverschillen, perrons, passages en looproutes. Deze informatie is nog vrij nieuw en nog niet opgenomen in reisplanners, maar we verwachten dat dat binnenkort gaat gebeuren."

Actuele info over liften

Liften zijn van groot belang voor de toegankelijkheid. Waar bevinden ze zich, zijn ze goed bereikbaar, hebben de looproutes geleidelijnen? Als je er dan bent, moet de lift het natuurlijk wel doen. De laatste tijd zijn er veel klachten over liften die soms langere tijd buiten werking zijn. In de database zijn daarom sinds enige tijd realtime gegevens te zien over het functioneren van de liften.

Kooijman: “We krijgen nu elke vijf minuten gegevens door over de actuele situatie van de liften. Dat is nog zo nieuw dat we soms dingen in de data zien die onmogelijk zijn. We hebben daarom maandelijks overleg met ProRail over kinderziekten en mogelijke verbeteringen.”

Dekkers: “ProRail verdient echt een compliment dat ze het belangrijk vinden om reizigers te informeren over een toegankelijke reis en daarvoor dit soort gegevens openbaar maken."

De data vormen een mooie illustratie van het aloude ‘meten is weten’, de infrabeheerder kan de liftleveranciers ermee achter de broek zitten.

Info over bussen en trams

Nog in ontwikkeling is het bestand met voertuigkenmerken. Als een halte wel toegankelijk is, maar de bus of tram die daar stopt niet, heeft de reiziger met een beperking daar niet veel aan.

Kooijman: “We hebben standaarden voor voertuigkenmerken afgesproken: heeft een bus een lage vloer, hoe breed zijn de deuren, is er plaats voor een rolstoel, enzovoort. En we hebben met de vervoerders afspraken gemaakt over wat we willen ontvangen."

De hoeveelheid ‘vaste’ kenmerken is tamelijk beperkt. Voor een bustype hoef je in principe maar één keer de gegevens in te voeren, maar het gaat er vervolgens om welk voertuig op welke lijn rijdt. Dat kan per rit en per dag verschillen. Bij bussen is er trouwens niet zoveel verschil, inmiddels staat overal in de concessievoorwaarden dat ze kunnen knielen en dat de haltes een hoogte van 18 centimeter hebben. Bij trams is het vooralsnog minder duidelijk. Weliswaar rijden er alleen in Den

Haag op drie lijnen nog trams met een hoge instap (tot medio 2027, de vervanging is in aantocht), maar er is nog geen alomvattend inzicht in de hoogte van de vloeren van de trams ten opzichte van de perronhoogtes en wat dat betekent voor de toegankelijkheid.

EBS en Transdev hebben als eerste vervoerders de noodzakelijke data geleverd, de overige volgen in de loop van het jaar. Kooijman: “Die gegevens bevinden zich nu in de acceptatiefase bij DOVA en NDOV, we kijken of ze voldoen aan de afspraken. We verwachten dat de eerste gegevens over een paar maanden beschikbaar komen.” App-ontwikkelaars kunnen er dan mee aan de gang voor hun reisplanners en de ov-autoriteiten kunnen de toegankelijkheid van de komende bus of tram toevoegen aan de dynamische reizigersinformatie bij de haltes.

Liften op metrostations

Daarmee is het nog niet klaar, want de metrostations ontbreken nog in het verhaal. Bij metro’s is er weliswaar een gelijkvloerse instap, maar de loopafstanden in de stations zijn groot. Het is daarom goed om bijvoorbeeld aan te geven bij welke in- en uitgang de liften zich bevinden. Daarover lopen inmiddels gesprekken met GVB. RET en HTM volgen later. Den Haag heeft geen metro, maar wel enkele metro-achtige tramtrajecten in tunnels en op viaducten.

Kooijman: “Als dat er ook is, hebben we een landelijk dekkend netwerk dat op basis van een vaste standaard inzicht biedt in toegankelijkheid. Daarmee zijn we uniek in Europa.”

Meer informatie