Nieuwsbericht

Samen werken aan publieke mobiliteit: terugblik eerste kenniscafé

19 september 2025 | 5 minuten lezen

Van concessiemodellen tot publiek-private partnerschappen: samenwerking is essentieel, maar vaak weerbarstig. Hoe organiseer je het goed, zonder te verzanden in structuren die belemmeren? Die vraag stond centraal tijdens het eerste Kenniscafé Publieke Mobiliteit op 4 september.

Tijdens het drukbezochte kenniscafé in de La Vie in Utrecht gingen experts uit beleid, regio’s en provincies met elkaar in gesprek. Van ministeries tot gemeenten en vervoerders. Het kenniscafé bracht drie praktijkvoorbeelden samen: Zeeland, Noord-Brabant en de landelijke beleidsagenda. De voorbeelden laten zien hoe verschillend de routes zijn, maar ook hoe groot de gemene deler is: regie, samenwerking en vertrouwen in elkaars rol.

De urgentie: publieke mobiliteit 1.0 en 2.0

Bon Bakermans beleidsadviseur publieke mobiliteit van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat schetste de urgentie. Vijf ministeries (IenW, OCW, VWS, BZK, Financiën) trekken inmiddels gezamenlijk op, want de uitdagingen zijn breed: de verslechterende kwaliteit van het OV, groeiende vervoerarmoede, vergrijzing, een nijpend chauffeurstekort en de druk op leerlingenvervoer.

Er is momenteel focus op de integratie van doelgroepenvervoer en openbaar vervoer, zoals beschreven in de interdepartementale verkenning (publieke mobiliteit 1.0). Maar de ambitie reikt verder. In publieke mobiliteit 2.0 gaat het ook om niet- of semipubliek gefinancierde vormen van vervoer. Denk aan deelmobiliteit, private initiatieven of vrijwilligersvervoer.

Bakermans wees drie thema’s aan die de komende jaren bepalend worden:

  • Systeemverantwoordelijkheid en organisatie
  • Samenwerkingsvormen 
  • Contractvormen

Om praktische ervaring op te doen, ondersteunt het ministerie 10 koploperregio’s. De onderzoekagenda volgt de werkagenda van de ministeries.

Download hier de presentatie van Bon Bakermans

Zeeland: een hybride systeem bouwen

Dirk Grevink, kwartiermaker publieke mobiliteit namens de Zeeuwse gemeenten en provincie, nam de deelnemers mee naar Zeeland. Zeeland, een provincie met 13 gemeenten en 400.000 inwoners, trekt jaarlijks 3,15 miljoen toeristen, goed voor meer dan 13 miljoen overnachtingen. De provincie heeft een strategisch gelegen grensoverschrijdend havengebied van 60 kilometer, van Vlissingen aan de Noordzee tot in Gent in België, waar meer dan 200 bedrijven actief zijn (North Sea Port)

Uitdagingen en oplossingen

Een van de grootste uitdagingen voor Zeeland is de beperkte dekking van het openbaar vervoer, vooral in de avonduren en weekenden. Het gebruik van de auto is dominant, met 98% van de Zeeuwen die de auto gebruiken in plaats van het OV. Dit wordt verder bemoeilijkt door de organisatorische scheiding tussen WMO-vervoer (zorgvervoer) en regulier busvervoer, wat leidt tot inefficiëntie. Daarnaast is er een probleem met de bereikbaarheid van ziekenhuizen en werkplekken, vooral voor jongeren die vakantiewerk of stages zoeken.

De provincie is bezig met het oprichten van een nieuwe Gemeenschappelijke Regeling, waarmee ze de regie wil versterken en een fijnmaziger mobiliteitssysteem wil creëren. Dit systeem is echter geen pilot, maar een serieuze stap richting verandering, met de provincie als opbrengstverantwoordelijke. Er is een duidelijke nadruk op samenwerking. De reacties van het publiek zijn tot nu toe positief, vooral over de nieuwe Flex-diensten. De provincie werkt hierbij samen met de bestaande regiecentrale, wat voordelen biedt. Toch stuiten ze op verschillende obstakels, zoals de complexiteit van de verschillende cao’s en het feit dat WMO-gebruikers geen typische OV-reizigers zijn. Het is dus een uitdaging om het systeem af te stemmen op verschillende doelgroepen, zoals WMO-gebruikers en de reguliere reizigers.

Succesfactoren

De succesfactoren voor een geslaagd mobiliteitssysteem zijn volgens Grevink onder andere een heldere visie op de toekomst, het harmoniseren van WMO-indicaties tussen gemeenten en het vasthouden aan strikte budgetten voor de komende vier jaar. Ook wordt er prioriteit gegeven aan het welzijn van de bewoners van Zeeland, voordat toeristen aan bod komen in het systeem. Er wordt eerst ingezet op het laten functioneren van de basisdiensten, waarna het systeem in een later stadium opgeschaald kan worden.

Duidelijke verantwoordelijkheden en open communicatie

Hoewel het bedrijfsleven een rol speelt in de discussie, is men hier terughoudend. In het verleden hebben bedrijven zelf al verschillende mobiliteitsproblemen opgelost, en daarom willen zij eerst zien dat de veranderingen effectief zijn voordat ze zich volledig committeren. In het licht van de uitdagingen en de noodzaak om een hybride systeem te creëren, waar gemeenten en provincie samenwerken, blijft het belangrijk om open communicatie te behouden en te zorgen voor duidelijke verantwoordelijkheden. De focus ligt uiteindelijk op het effect en de resultaten van het nieuwe systeem, niet op de specifieke oplossingen.

Al met al is Zeeland op een spannende weg naar een efficiënter en toegankelijker mobiliteitssysteem, met als uiteindelijke doel het verbeteren van de bereikbaarheid en het versterken van de regionale samenwerking.

Bekijk hier de presentatie van Dirk Grevink

Noord-Brabant: regie en ruimte voor innovatie

John Kuijs, teamleider mobiliteitsbeleid Provincie Noord-Brabant, gaf een inkijkje in hoe de provincie samenwerking vormgeeft. In de provincie Noord-Brabant, een gebied van 5000 km² met 56 gemeenten, wordt de mobiliteit op een bijzondere manier benaderd. Deze provincie zoekt constant naar innovatieve manieren om haar vervoerssysteem te verbeteren. Dankzij het uitgebreide busnetwerk kunnen inwoners en bezoekers zich relatief makkelijk verplaatsen, maar de provincie zoekt ook naar flexibele oplossingen voor de toekomst.

Flex-vervoer als waardevolle aanvulling

Een belangrijk aspect van de Brabantse mobiliteitsaanpak is de integratie van BRAVO-Flex, een flexibel vervoerssysteem dat in elke concessie is ingebouwd. Het mooie van BRAVO-Flex is dat het een aanvulling is op het bestaande openbaar vervoer, wat betekent dat het geen kannibalisering veroorzaakt. Het werkt juist als een waardevolle toevoeging. Daarnaast telt de provincie maar liefst 90 buurtbuslijnen, waar een groot aantal vrijwilligers zich inzet om het vervoersaanbod uit te breiden.

Zoeken naar balans in aansturing en samenwerking

Toch blijft het zoeken naar de juiste balans in de aansturing van gedeelde mobiliteit. Enerzijds is er de behoefte om stevig te sturen, maar anderzijds is er de wens om ruimte te geven aan innovatie en initiatief. Het vinden van de juiste balans tussen een regiemodel, waarin de provincie duidelijk bepaalt wat er gebeurt, en een meer ‘all-in’ model, waarin samenwerkingen meer vrijheid krijgen, is essentieel.

Omdat de provincie zelf niet verantwoordelijk is voor de opbrengsten van het vervoerssysteem, is de situatie spannend. De provincie neemt wel verantwoordelijkheid voor de opstart van nieuwe deelmobiliteitsinitiatieven, vaak met behulp van opstartsubsidies. Hierbij geldt een duidelijke regel: het gaat altijd om halte-halte vervoer. De provincie is dus verantwoordelijk voor de verbindingen tussen haltes, maar haalt geen mensen thuis op. Dit maakt de samenwerking tussen verschillende partijen in de regio van groot belang.

Goede communicatie en gesprekken

Een van de belangrijke overwegingen is dat een goed gesprek vaak meer oplevert dan een rigide oplossing. Kuijs stelt dat het "zaadje" voor verandering ergens moet worden geplant, en dat het helpt als er een specifiek probleem is dat aangepakt moet worden. Belangrijk is dat iedereen zijn verantwoordelijkheden behoudt: de deur-tot-deur mobiliteit is de verantwoordelijkheid van de gemeente, terwijl halte-halte vervoer onder de verantwoordelijkheid van de provincie valt.

Daarnaast is het van belang om de verschillende ‘talen’ van de betrokken partijen te begrijpen. De vertegenwoordigers van mobiliteit spreken vaak een andere taal dan die van het sociaal domein. Dit maakt goede communicatie en samenwerking essentieel. In de provincie Noord-Brabant zit ook altijd het reizigersoverleg aan tafel. Dit overleg zorgt ervoor dat de belangen van de gebruikers centraal staan en dat het beleid vanuit de praktijk wordt vormgegeven.

Stimuleren van duurzamer gedrag

De provincie heeft zich gecommitteerd aan het effect, niet aan de oplossing zelf. Het doel is om het mobiliteitsgedrag van mensen te beïnvloeden, zonder te proberen hen dwingend uit de auto te krijgen. Het is een utopie om te denken dat mensen zomaar hun auto zullen laten staan. Flankerend beleid, zoals het verbeteren van andere vervoersopties of het stimuleren van duurzamer gedrag, is dan ook noodzakelijk om de gewenste effecten te bereiken.

In Noord-Brabant wordt mobiliteit dus niet als een probleem gezien, maar als een kans. Een kans om samen te werken, te experimenteren en innovatieve oplossingen te vinden die de provincie duurzaam en toegankelijk houden voor iedereen.

Bekijk hier de presentatie van John Kuijs