Nieuwsbericht

‘Toegankelijkheid en inclusie raakt aan alles in onze samenleving’

Profielfoto van Kennisplatform CROW
10 april 2024 | 5 minuten lezen

Hoe zorgen we ervoor dat iedereen onbeperkt mee kan doen? Het is zo makkelijk gezegd, maar de praktijk is weerbarstig, weet Co Engberts. Vanuit het ministerie van VWS was hij nauw betrokken bij het opstellen van een nationale strategie voor de implementatie van het VN-verdrag Handicap, die het Kabinet in februari presenteerde. Eindelijk, zou je bijna zeggen, want het VN-verdrag Handicap werd acht jaar geleden al aangenomen. Nu liggen er voor Nederland heldere doelstellingen die samen met ervaringsdeskundigen, belangenorganisaties en partijen uit het veld zijn opgesteld. De volgende stap is een werkagenda met concrete maatregelen om die doelen te behalen. Hoe kijkt Engberts terug op dat intensieve proces? Welke rol ziet hij voor gemeenten die hiermee aan de slag gaan?

Engberts is lid van het programmateam ‘Doe onbeperkt mee’ bij VWS en vertelt over zijn eigen betrokkenheid bij het thema toegankelijkheid en inclusie: ‘Dat begon al op de kleuterschool. Ik werd zelf buitengesloten door andere kinderen. Ik hoorde er gewoon niet bij. Geen idee hoe dat kwam, maar zo was het. Dus ik heb al heel jong gedacht: hoe kan dat nou?’

Later kwam daar nog een vraag bij, vertelt hij. ‘Vooral: hoe kunnen we dit doorbreken? Want ik heb ook vrienden die in hun leven een beperking opliepen en daardoor zag ik de impact van het erbuiten vallen. Dat is voor mij een extra reden geweest om mij hiervoor in te zetten.’

Geleidelijke verbeteringen

Die Nationale strategie voor de implementatie van het VN-verdrag Handicap liet lang op zich wachten, vindt ook Engberts. ‘Al in 2016 werd het VN-verdrag Handicap geratificeerd. De tekst spreekt over geleidelijke verbeteringen en over een geleidelijke realisatie van de doelen uit dat verdrag. Dus daar zit ook de verklaring: eigenlijk zijn we jaren bezig geweest om stapjes te zetten. Er is genoeg gebeurd, maar dat waren losse programma’s. Helaas ontbrak een stip op de horizon. Zo van: we willen dan en dan dáár zijn.’

En dat is nu alleszins duidelijk, vertelt hij enthousiast. ‘In de strategie is beschreven welke doelstellingen we in 2040 gerealiseerd willen hebben. Sommige dingen zullen eerder klaar zijn, andere punten duren langer. Maar over het geheel zeggen we: in 2040 staan we daar. Kinderen die nu opgroeien mogen niet tegen dezelfde dingen aanlopen, waar de volwassenen van nu last van hebben. Dat is ons doel.’

Impact van verdrag

Het heeft ook zeker acht jaar gekost om alle partijen ‘voldoende bewust te maken’ van de omvang en de impact van dit verdrag, legt Engberts. ‘In Nederland dachten we: we hebben het best goed op orde. Dus waarom moet dit nu opeens? In het begin merkte je ook dat gekeken werd naar VWS. Zo van: laten zij dit maar oppakken. Inmiddels weten we hoe belangrijk die samenwerking is met alle departementen. Maar ook met gemeenten, met de VNG, met VNO-NCW/MKB en natuurlijk heel veel ervaringsdeskundigen. Toegankelijkheid en inclusie raakt aan alles in onze samenleving.’

Ook is het besef doorgedrongen dat je als beleidsmaker moet praten met de mensen die het betreft, merkt Engberts. ‘Wie zijn de mensen die hier in het dagelijks leven tegenaan lopen? Wat ervaren zij? Wat moet er volgens gebeuren? Want je kan geen beleid maken op de klassieke manier. Zo van: we doen een onderzoek en we zetten een paar hoofdlijnen uit. Nee, dit is zo divers. Dus het vraagt ook veel meer afstemming dan we altijd dachten.’

Dat is ook de belangrijkste les die Engberts leerde bij het opstellen van de nationale strategie. ‘Je kan dit niet vanachter je bureau bedenken. Je moet dit samen met de ervaringsdeskundigen en de belangenorganisaties doen. Dus dat hebben we ook gedaan, middels meerdere bijeenkomsten waar naast beleidsmakers ook tientallen stakeholders en ervaringsdeskundigen bij betrokken waren.’

Twee lange dagen

Het zwaartepunt lag afgelopen zomer, tijdens twee lange dagen in Utrecht, vertelt Engberts. ‘Daar hadden we een bijeenkomst waar bijna honderd mensen aan meededen. Allemaal verschillende ervaringsdeskundigen die vanuit hun positie een bijdrage leverden. Zo van: waar loop je nou in de praktijk tegen aan? Wat moet er in Nederland geregeld worden?’

Wat daar is opgehaald, werd door een kleiner schrijfteam omgezet in teksten. ‘In dat team zaten ook belangenorganisaties en ervaringsdeskundigen. Met elkaar hebben we de ambities geformuleerd die uiteindelijk in die nationale strategie zijn beland. Dus de indeling in al die levensdomeinen met daarbij de doelstellingen en de beschrijving van hoe moet het nou eigenlijk zijn.’ Dat werd vervolgens in een grote reviewgroep besproken. Waarna ook een interdepartementale werkgroep de teksten heeft doorgelezen en feedback gaf.

Betrokkenen continu meenemen

Engberts: ‘Uiteindelijk hebben we in nauwe samenwerking met al die partijen een doortimmerd stuk opgeleverd en dat is via de ministerraad naar de Kamer gegaan.’ Toen de strategie werd aangenomen, ging de vlag uit. ‘Het is heel veel werk geweest en het was best lastig om alle betrokkenen continu mee te nemen in de tussenliggende stapjes. Dus daar zijn we ook best trots op.’

Bij het opstellen van de werkagenda – de volgende stap – zijn ook de gemeenten enorm belangrijk, weet Engberts. Het nemen van maatregelen ligt voor een groot deel op hun bordje. Zijn advies: pak het integraal op. ‘Dus zorg ervoor dat alle levensdomeinen in beeld zijn. Denk niet alleen vanuit mensen met een beperking, maar stel je ten doel dat alles toegankelijk moet zijn voor iedereen. Van onderwijs, openbaar vervoer tot openbare ruimte. Als je een schakel overslaat, gaat het al mis.’

Betrek ook lokaal alle partijen die te maken hebben met toegankelijkheid en inclusie, zegt Engberts. ‘Praat met betrokkenen, overleg met ervaringsdeskundigen. Dat is ook investeren in relaties, omdat je aan de voorkant al weet dat je niet altijd alle wensen kunt inwilligen.’ Sterker nog: een maatregel die je in het belang van de ene doelgroep neemt, kan soms nadelig uitpakken voor een andere doelgroep, weet hij. ‘Je moet altijd kunnen uitleggen waarom je tot een keuze komt. Dat kan alleen als je iedereen erbij betrekt en begrip kweekt voor de belangen die je afweegt.’ Hij voegt daaraan toe: ‘Met wie je ook aan tafel zit: spreek vooraf door hoe het proces verloopt, want daarmee voorkom je gedoe.

Geen verschillen door woonplaats

De nationale strategie biedt een bandbreedte waarbinnen gemeenten eigen beleid kunnen ontwikkelen, legt hij uit. Tegelijkertijd wil de strategie voorkomen dat er grote ongelijkheid ontstaat tussen gemeenten. Zo is er iets opgenomen over de meerkosten die mensen met een beperking of ouders van kinderen met een beperking soms maken. ‘Het kan niet zo zijn, dat het vervolgens uitmaakt waar je woont. Verschillen tussen gemeenten mogen daarin geen rol spelen.’

Bij het opstellen van de werkagenda – dit jaar - zitten wederom alle partijen aan tafel. ‘We hebben een spiegelgroep met ervaringsdeskundigen die kritisch meekijkt, maar er komt ook een raad van advies met vertegenwoordigers van belangenorganisaties. Zodat we de uitkomsten blijvend kunnen toetsen aan de praktijk. Maar hoe we dat precies organiseren, is nog niet helemaal duidelijk. Het belangrijkste is dat de strategie er ligt. Dus we kunnen aan het werk.’

Aan de slag

Wil jij als gemeente aan de slag met het opstellen van een beleid rond toegankelijkheid en inclusie? In de kenniscatalogus hebben we diverse publicaties rond dit thema voor je verzameld. Klik hier om ze te bekijken. Bekijk ook onder Aan de slag de sectie Beleid en Strategie voor handvatten bij het opstellen van beleid rond toegankelijkheid.