Nieuwsbericht

‘Toegankelijkheid vraagt om een brede vertegenwoordiging aan tafel’

Profielfoto van Kennisplatform CROW
10 april 2024 | 4 minuten lezen

Leg je oor te luister bij belangenorganisaties en je hoort al snel welke gemeenten serieus werk maken van de inclusie agenda. Sittard-Geleen is zo’n gemeente. Maar wat maakt hen tot een goed voorbeeld? En hoe zijn ze dat geworden? Twee medewerkers - Bram Vaessen (coördinator van de lokale inclusieagenda, links op de foto) en Cyriel Hochstenbach (verkeerskundig ontwerper, rechts op de foto) – leggen dat in dit interview haarfijn uit.

Foto van Bram Vaessen en Cyriel Hochstenbach van de gemeente Sittard-Geleen
Zoals bekend vloeit die inclusie agenda voort uit het VN-verdrag Handicap uit 2016. Op veel plekken in Nederland leidde dat niet direct tot actie. In Sittard-Geleen wel. Daar bracht de gemeente al vrij snel verschillende partijen aan tafel om na te denken over de lokale vertaalslag, legt Vaessen uit. Denk aan maatschappelijke partners, belangenorganisaties, patiëntenorganisaties, ervaringsdeskundigen, maar ook beleidsmedewerkers van de gemeente. ‘En dan echt een afspiegeling van onze organisatie, dus vanuit verschillende afdelingen.’

Na die eerste gesprekken volgden drie grote bijeenkomsten – waar ook steeds die ervaringsdeskundigen aan tafel zaten. Dat heeft uiteindelijk geleid tot een lokale agenda met een looptijd van 2020 tot en met 2024, vertelt Vaessen. ‘We hebben in alle gesprekken en overleggen steeds gezocht naar speerpunten. Waar willen we aan werken? Dat heeft geleid tot tien lokale projecten – tien deelthema’s. Dus we zijn vanuit de grote groep ook in groepjes uiteen gegaan om die punten verder uit te werken. Daarna is alles weer in de grote groep besproken en tot slot beschreven in onze lokale inclusie agenda.’

Uitgebreide campagne vooraf

Belangrijk: de input van die agenda kwam ook uit de eigen organisatie, vertelt Vaessen. Binnen de gemeente Sittard-Geleen – waar bijna 1.200 mensen werken – werden al vrij snel ‘LIA-ambassadeurs’ aangesteld, als eerste aanspreekpunt voor de tien projecten van de Lokale Inclusie Agenda. Hochstenbach is er een van. Daar hoorde ook een uitgebreide campagne bij met uitlegvideo’s en aansprekende verhalen om iedereen te wijzen op het belang van dit thema, legt Vaessen uit. Let wel: zowel intern als extern, door bijvoorbeeld artikelen in kranten.

‘Binnen de organisatie wijzen de ambassadeurs steeds op de noodzaak van inclusie, maar houden ze ook precies bij waar collega’s tegenaan lopen.’ Dat gebeurde ook in aanloop naar die eerste agenda, vertelt hij. Van het toegankelijk houden van een evenement tot het taalniveau van de teksten op een website; de ambassadeurs verzamelden allerlei praktijkvoorbeelden die om verbetering vroegen.

Vergroten van bewustwording

Bij inclusie zijn drie stromingen te onderscheiden, legt Vaessen uit. ‘Het gaat ten eerste om de fysieke toegankelijkheid van onze gebouwde omgeving en openbare ruimte. Ten tweede betreft het de digitale toegankelijkheid en ten derde vraagt het aandacht voor laaggeletterdheid. Die drie zie je steeds terug in die tien projecten, waarbij we ook heel sterk sturen op het vergroten van bewustwording bij alle betrokkenen. Ik bedoel: laat vooral de ervaringsdeskundigen uitleggen waar ze in de praktijk tegenaan lopen. Zodat we beter gaan begrijpen waar verbetering nodig is. Daarna kan je samen bespreken waar je die oplossing gaat zoeken.’

Zo zit de gemeente periodiek om tafel met de Werkgroep Integrale Toegankelijkheid (WIT), die zich heel specifiek bezighoudt met vraagstukken van de openbare ruimte en de gebouwde omgeving, legt Hochstenbach uit. In die commissie zitten ervaringsdeskundigen vanuit verschillende achtergronden. Zij bespreken ontwerpvoorstellen en geven advies over het verbeteren van de toegankelijkheid. ‘Voorheen gebeurde dat alleen als een ontwerper van de gemeente daar zelf behoefte aan had. In de nieuwe situatie wordt de commissie steeds vaker standaard betrokken bij ontwikkelingen.’

Inzetten van ambassadeurs

Inclusief zijn sluit ook naadloos aan bij het huidige college, merkt Vaessen. Dat helpt om draagvlak te krijgen voor maatregelen die inclusie vergroten. Vaessen: ‘Tegelijkertijd hechten we veel waarde aan de inzet van onze ambassadeurs. Zij zitten door alle lagen van onze organisatie heen. Van bestuur, directie, tot aan uitvoeringsniveau. Daarmee borg je het gedachtengoed.’

De Werkgroep Integrale Toegankelijkheid (WIT) speelt een belangrijke rol, legt Hochstenbach uit. ‘Het is een brede afvaardiging vanuit de inwoners; mensen zonder handicap, maar ook mensen met beperkingen of aandoeningen. Ik zit minimaal één keer per maand met deze groep om tafel om actuele situaties te bespreken. Zij komen met nieuwe voorbeelden die om aandacht vragen.’

Hochstenbach legt uit dat Sittard-Geleen met zogeheten beginspraak werkt. ‘Voorafgaand aan een project vragen wij bewoners altijd om te vertellen wat er speelt op die locatie. We halen dus eerst heel veel informatie op. Dat geeft ook inzicht in de behoefte. Daar sluit de WIT inmiddels bij aan, zodat we heel goed weten waar we zoal rekening mee moeten houden. Bij een later ontwerp ervaren inwoners meer eigenaarschap, want ze mochten aan de voorkant al meedenken.’

Zet verschillende brillen op

Nog even terug naar die tien projecten. Een daarvan gaat over de toegankelijkheid van evenementen, waaronder het jaarlijkse Oktoberfeest. Vaessen: ‘Denk aan de fysieke bereikbaarheid van zo’n locatie, de begrijpelijkheid van informatiebordjes, het vooraf aangeven van rolstoelvakken, maar ook aangepaste toiletvoorzieningen. Je probeert door verschillende brillen naar een evenement te kijken en dat zorgt bij alle betrokkenen voor veel meer bewustwording.’

Om collega’s te laten ervaren wat toegankelijkheid betekent, is er ook al eens een ervaringsparcours aangebracht. Want hoe werkt dat als je in een rolstoel zit? Hoe lastig is het om ergens te lopen als je slecht kunt zien? Daarin werkte de gemeente nauw samen met belangenorganisaties als Visio, vertelt Vaessen. ‘Als je zelf merkt waar iemand tegenaan loopt, gaat dat onderwerp veel sterker leven.’

Wees duidelijk over eigen beperkingen

Eerlijk is eerlijk: niet alle wensen zijn altijd uitvoerbaar. Wat voor de ene doelgroep plezierig is, kan voor de andere juist tegenovergesteld uitpakken, weet Hochstenbach. Als gemeente kan je het daarin nooit helemaal goed doen. ‘Maar als iets niet lukt, leg dan heel goed uit waarom dat zo is. Je kan als gemeente ook begrip krijgen voor oplossingen die suboptimaal zijn. Om maar eens wat te noemen: we zitten hier in Limburg in een heuvellandschap, dus alles vlak maken voor rolstoelers gaat niet lukken. In overleg met de ervaringsdeskundigen – in de werkgroep, in de commissie – geven we dus ook goed aan waar onze eigen beperkingen zitten.’

Voorheen werd binnen de gemeente vaak in doelgroepen gedacht, vertelt Vaessen. ‘Maar dan praat je al snel over beperkingen. In een inclusieve samenleving moet je juist toe naar een brede vertegenwoordiging aan tafel. Een goede afspiegeling van jong en oud, met of zonder beperking. Zodat je samen en voor echt iedereen een betere afweging kunt maken. De extra input en de meerwaarde daarvan hebben we al ervaren in de afgelopen vier jaar. Dus daar proberen we in de samenstelling van werkgroepen en commissies goed rekening mee te houden.’

Aan de slag

Wil jij als gemeente ook aan de slag met het opstellen van een lokale inclusie agenda? In de kenniscatalogus hebben we diverse publicaties rond dit onderwerp voor je verzameld. Klik hier om ze te bekijken. Bekijk ook onder Aan de slag de secties Beleid en Strategie en Programmeren voor een overzicht van instrumenten die kunnen ondersteunen bij het opstellen van beleid rond toegankelijkheid en het formuleren van bijbehorende ambities.